Interview Ernie Quist

Door Vincent van de Vrede

Ik zit in het vak omdat ik nergens anders voor deug

Ernie Quist is sinds eind jaren zeventig antiquaar. In bijna dertig jaar tijd bouwde hij een zeer succesvol antiquariaat op met een voorraad van hoge kwaliteit. De focus ligt voor hem op prenten, al blijft hij in zijn hart boekenmens. Zijn klanten vindt hij over de hele wereld. Gezeten in zijn favoriete stoel, een Gispen afkomstig uit het huis van de ontwerper zelf, vertelt hij over zijn zaak. Met een passie en bevlogenheid alsof hij pas net begonnen is. Een gesprek.

Hoe ben je in het vak beland?

Ach, ik zit in het vak omdat ik nergens anders voor deug. Mijn familie telt veel musici, waaronder een aantal dat goed hun brood weet te verdienen. Ik ben wel muzikaal, maar was niet goed en gedreven genoeg om er mijn vak van maken. En zo ging het met andere interesses ook. Uiteindelijk belandde ik dus in het antiquariaat.

Geen architect in de familie?

Nee, ik ben geen familie van Wim Quist, als je dat soms bedoelt. Grappig genoeg woon ik op een steenworp afstand van zijn vroegere huis, en hij was ook wel klant bij mij, maar zei altijd: Wanneer wordt je nou eens klant bij míj? Helaas moest ik hem teleurstellen: Ik verdien niet slecht, maar dat gaat me nog even boven de pet.

Waar ben je gevestigd?

In Dordrecht. Ik heb nu nog twee panden. De voorraad is al over naar het nieuwe onderkomen, maar mijn oude winkel is nog steeds niet verkocht. Ik snap er niets van, het is een schitterend monumentaal pand en het zou toch al lang verkocht moeten zijn. Het is een oude lakenweverij.

Waarom wil je daar weg, als het zo mooi is?

Daarvoor zijn twee redenen. Allereerst is de tijd van de inloopwinkels voorbij, zoals we allemaal wel weten. De vloer hier zou uitgesleten moeten zijn, maar dat is hij niet. Laat ik een voorbeeld geven. Twee panden verderop zit de rechtbank. Het leek me dus een goed idee om wat juridische prenten en boeken op voorraad te hebben. Zo heb ik een heel mooie vroege druk van de Mare Librum, maar die kan ik net zo goed niet in de etalage zetten. Als de advocaten een zaak verloren hebben, dan lopen ze met een gezicht tot aan hun schoenen naar de parkeergarage om hun autootje op te halen. En winnen ze, dan gaan ze de andere kant op naar de kroeg! Kortom, het loont niet. Ik heb wel een paar goede juristen als klant, maar van toevallige passanten moet ik het wat dat betreft niet hebben. En daar komt bij dat Dordrecht een moeilijke stad is, hoor. De Dordtenaar is niet zo geïnteresseerd in cultuur of de historie van zijn stad.....

Ten tweede heb ik in mijn nieuwe pand veel meer ruimte, namelijk 1500 kuub. In de huidige winkel is dat ook wel fors, maar toch minder, 1000 kuub. En extra ruimte is nooit weg. In de nieuwe winkel heb ik een heerlijke en gezellige ontvangstruimte, mooi antiek ingericht en ik heb een gang, die is zo lang en zo groot, daar kan ik bijna exposities in houden. Niet onbelangrijk gezien het feit dat ik erg veel in prenten doe. Ik heb daar bovendien in een soort opkamertje een prentenkabinet van 25 vierkante meter, niet veel maar daar kan ik voldoende prenten in kwijt.

Hoe kom je aan klanten, als er weinig winkelbezoek is?

Ik heb een uitgebreid netwerk, waaronder veel klanten die steeds terugkomen. En ik zit op internet, waar een belangrijk deel van mijn bestellingen vandaan komt. Maar het is ook mijn persoon, hoop ik. Ben gewoon mezelf, authentiek, en dat spreekt mensen kennelijk aan. Als ik bevlogen over prenten of boeken praat, dan raakt dat een snaar, waar ik ook kom. Ook behandel ik mijn klanten met egards, en mijn e-mails schrijf ik alsof het brieven zijn. Al deze elementen spelen een rol. Mijn klanten zijn tevreden. In de vijf jaar dat ik nu op internet zit, heb ik nog maar twee pakjes teruggekregen. Een daarvan was tijdens het postvervoer geplet, hoe goed ingepakt ook.

Trouwens, daarover nog even een mooie anekdote. Ik mocht ooit voor Unilever het jubileumcadeau leveren, wat ’s morgen stipt om negen uur bij de New York Stock Exchange door de ceo van Unilever aan de beursvoorzitter zou worden overhandigd. Unilever zat toen iets van 75 jaar op de beurs. Fantastisch. Enfin, ik liet een kistje maken, helemaal volschuimen en haalde allerhande schadebeperkende trucjes uit. Maar wat gebeurde er? Het was net in die periode dat Amerika in die anthraxhysterie zat. Dus een New Yorkse douanier met zo’n dikke bierbuik stak daar zo een breekijzer doorheen. Godzijdank beschadigde hij alleen de omlijsting, maar fraai was het niet. Dus ik kreeg een paniektelefoontje om zes uur ’s ochtends, dat was bijna fataal daar bij die Unilevermensen, die waren echt in paniek omdat de lijst beschadigd was. Toen heb ik een New Yorkse collega gebeld en gevraagd, of hij dat voor me wilde oplossen. Hij heeft de boel toen voor me gered. Fantastisch. Ja dat zijn heel leuke dingen, ik zit in een fortuinlijk vak.

Knap hoe je zo’n imposant netwerk hebt opgebouwd. Of misschien klinkt netwerk wat commercieel.

Nee hoor, ik ben gewoon commercieel en dat mag je best weten. Ik schaam me daar ook absoluut niet voor, ik vind dat veel meer mensen dat zouden mogen zijn in ons vak. Het is toch niet van deze tijd om het niet te zijn? Ik moet immers ook mijn rekeningen betalen! Commercie, je kan het overdrijven, maar in gezonde mate is het prima.

Maar los van je netwerk: ook je voorraad is van hoog niveau. Hoe doe je dat?

Goed betalen. Mensen weten je dan steeds opnieuw te vinden. Maar ik heb ook altijd het credo gebezigd, dat bij het inkopen je drie mensen tekort kan doen: de verkoper, jezelf en de toekomstige koper door te veel te betalen en dus er te veel voor te moeten vragen. Ik geloof in leven en laten leven en iedere boerenkinkel zal begrijpen dat ik een boek of prent duurder verkoop dan dat ik het heb ingekocht. Ik ben immers ook met niets begonnen.

Hoe eigenlijk?

Met een fiets en twee tassen, helemaal niets bijzonders, geen voorraad, niks. Gewoon twee jongens in de kroeg die dachten, nou dat is wel leuk, dat gaan we doen! Zo ben ik met mijn partner …. begonnen. In 1995 ging ik solo verder. Ik had trouwens al een heel klein boekenverledentje, ik heb namelijk een blauwe maandag bij de Bezige Bij gewerkt. Daar heb ik trouwens altijd een heel goed contact gehad met Geert Lubberhuizen, de pater familias. Dat was een geweldige kerel, echt een mensch. Ja, die man was zo leuk, zo ruiterlijk en groots. Ik kon geen woning in Amsterdam vinden en hij vermoedde dat. Keek hij me schuin aan en vroeg of ik al een woning had gevonden. Nee, meneer Lubberhuizen, ik ga op en neer. Haalde hij uit zo’n ouderwetse cipiersleutelbos een sleutel van het pand aan de van Miereveldstraat in Amsterdam, waar op zolder een heel leuk appartementje was. Zorg dat je de boel niet in brand steekt, en niet roken in bed. Geweldig! Zoveel van dat soort mensen lopen er niet meer rond in Nederland literatuurland. Het zijn allemaal accountants geworden.

Maar om terug te komen op mijn eerste schreden in het antiquariaat. Wat ik ook graag deed was naar de Haagse rommelmarkt op de Herman Costerstraat gaan voor inkopen. Schatten vond ik daar, en voor een prikkie. Een hele vuilniszak met illegalen uit de oorlog inclusief een mooi aantal uitgaven van Werkman, maar bijvoorbeeld ook een prachtige Cats in roodmarokijnen meesterband.

Ik ben op talloze markten en beurzen geweest. Zodoende heb ik misschien wel een zesde zintuigje ontwikkeld. Ik weet niet wat het is, maar ik heb een boekenknobbel.

Hoe is de verdeling tussen prenten en boeken in je antiquariaat?

Ik heb een leuke collectie geïllustreerde boeken en prenten. Vroeger waren het alleen maar boeken, maar al snel kwamen er prenten bij. Uiteindelijk werd de verdeling fifty-fifty en daar was de verkoop toen ook naar. Toen werd het tachtig procent prenten en twintig procent boeken en zo is het sinds midden jaren tachtig wel gebleven. Maar al verkoop ik vooral prenten, bij boeken ligt mijn hart. Ik kan genieten van een band, van een mooie bladspiegel en bovenal kan ik genieten van een goede tekst. Een van mijn favoriete boeken is Het Eiland Van Het Tweede Gezicht, van Albert Vigoleis Thelen. Ik ben een jongetje gebleven denk ik, de homo ludens. hij ook. Hij schiep een wereld waarin je eeuwig kind voelt. Nou een kind niet, meer jong, jeugdig, een bokkespringer, ik hou van bokkesprongen, dan ga je nog eens kijken, no guts, no glory. En ik durf ook nog te zeggen dat ik nog wel eens een gokker ben, ik heb ook nog wel eens een stom gelukje. Om een voorbeeld te geven: op een avond word ik gebeld door een vriend. Hij zegt dat ik meteen de BBC op moet zetten. Daar zie ik nog net de laatste tien minuten van een kunstprogramma waarin een kruidenboek wordt besproken. Uiterst zeldzaam en kostbaar. De kans dat juist dat boek nog eens ergens op zou duiken was nul volgens de presentator. Enfin, de volgende dag kom ik bij een antiquaar in een belangrijke Nederlandse universiteitsstad, het was achter in de middag en die man zit met zijn geitenwollen sokken op een heel dik boek. Ik vraag hem waarom hij zijn voeten aan het woord van onze lieve Heer warmde, in de veronderstelling dat het de bijbel was. Nee, zegt hij, dat is een of ander plantenboek. En dat was dus precies het boek dat op de BBC besproken werd! Ik heb het meteen laten veilen en dat heeft een jaarsalaris opgeleverd.

Ongelofelijk, en dat noem je “ een gelukje”!

Wat ik er maar mee wilde zeggen is: je moet durven, initiatief nemen en voor je kansen gaan.

Iemand als Menno Hertzberger zou het ook zo gedaan kunnen hebben.

Dat was een groot antiquaar, een potentaat misschien, maar een vakman en enorm belangrijk voor het vak. Max Elte ook trouwens. Over hem nog een mooi verhaal tot slot. Ik kwam als negentienjarig bedeesd jongetje bij Elte op de Korte Poten. Een schitterend pand had hij daar. Ik stapte nerveus over de drempel, komt er een klein joods kereltje aan. Ik denk eerst, die gaat me er uitgooien, maar Elte omarmde me juist. "Ha, jong bloed in de zaak, dat hebben we nodig!" Toen kreeg ik ongevraagd een boek mee in consignatie, dat was een heel mooie gekleurde editie van de Linnaeus, de complete werken. Ik met mijn pedante kop naar een bibliotheek in Utrecht En wat denk je: die koopt het nog ook. Max Elte, hij was altijd bovenmenselijk aardig voor mij. Ik heb hem heel hoog zitten.

Tenslotte Ernie: denk je al aan pensioen?

O nee, zeker niet. Ik hoop dit nog heel lang te doen, daarvoor is het veel te leuk!