De antiquaren uit de Rosmarijnsteeg: De Friedesche Molen en Straat Antiquaren

door Vincent van de Vrede

Over sprookjes en specialismen gesproken...

Ditmaal in de interviewserie: de twee antiquaren uit de Rosmarijnsteeg in Amsterdam. Al sinds de jaren tachtig buren in die pittoreske, historische steeg. Eerst een korte etymologie van dit kleine stukje Amsterdam. Rosmarijn, het sterk geurende kruid, speelde hier een belangrijke rol. In de Gouden Eeuw waren in deze steeg namelijk de begrafenisondernemers gevestigd. Zij gebruikten veel rosmarijn om de lucht inadembaar te houden. Bredero woonde verderop in het centrum. Soms lijkt de steeg ook in zijn gedichten voor te komen. Lees maar eens dit vers:


De Rosmarijnsteeg


Arme Bredero. Het raadsel blijft: zou zijn lief in deze ‘straat’ hebben gewoond? De stem van het verleden is hier in ieder geval hoorbaar, in deze steeg met louter ondernemers: een koffieshop, twee postzegelhandels, twee toko’s met asiatica, een juwelier en waar eens antiquariaat Simon Emmering was, een winkel met hotelzilver. Maar wij richten ons op twee buren in de boeken, Straat en De Friedesche Molen.



Interview De Friedesche Molen

Vanwaar ‘De Friedesche Molen’

‘Ons antiquariaat is vernoemd naar de molen die ik van mijn vader erfde. Deze Friedesche Molen bevindt zich in Neer, aan de Maas, tussen Roermond en Venlo. Het is een oude watermolen. Mijn vader heeft er tot 1958 mee gewerkt, toen verkocht hij het stuwrecht. Na zijn overlijden kwam de molen in mijn bezit. Eerst wilde ik er een antiquariaat van maken. Maar ja, de waterstand van de Maas is daar eenmaal per jaar zo hoog, dat alles wel een meter onder water liep. Ook de molen. Dat was dus niet handig. Uiteindelijk had ik er wel een tijdje boeken staan, ik gebruikte de molen als opslag. Heb daarvan ook enkele catalogi gemaakt. In diezelfde tijd, zeg begin jaren tachtig, begon ik een winkel in Amsterdam en vernoemde deze naar de molen. Eerst hier om de hoek, waar nu de koffieshop is, vanaf 1982 in dit pand. Volgend jaar dus een zilveren jubileum. In 1987 heb ik de molen verkocht, maar de winkel bleef zijn naam behouden.’


Hein van Stekelenburg, samen met zijn vrouw Marion Greidanus eigenaar van De Friedesche Molen

Sneeuwwitje is het eerste wat je ziet als de winkel binnenkomt, heb ik gehoord.

Hein: ‘Dat klopt. Wie de winkel betreedt ziet eerst een grote tafel, die door de helft wordt ingenomen door een glazen vitrine. Sneeuwwitje zou er makkelijk inpassen, vandaar dat we de kast zo noemen. We leggen er bijzondere boeken of manuscripten in. Op het ogenblik zijn dat enkele boeken over de Armeense genocide.’

Over sprookjes gesproken: u kreeg ook wel eens bezoek van een echte prins.

Hein: ‘Ja, prins Boevi van Togo. Een roemruchte klant die in 2001 bij veel antiquariaten boeken apart liet leggen. Hele stapels, hij kon soms wel dagen zitten uitzoeken. Hij wilde een bibliotheek in zijn vaderland stichten, waarmee hij onsterfelijk hoopte te worden bij zijn volk. Veel antiquaren praten er liever niet meer over.’

Hoe is dat nou afgelopen?

Hein: ‘Hij verdween heel plotseling. De laatste keer dat ik hem zag, was eind 2001. Het was donker toen ik van het postkantoor terugliep en ineens een gestalte voor me opdoemde. Het was Boevi. Hartelijk als altijd. Hij omarmde me. Ik vroeg hem wanneer hij dacht te kunnen betalen: What about the money? Hij lachte minzaam: See you! Sindsdien heb ik hem nooit meer gezien. Mijn vrouw mist hem nog altijd. We spreken hier ook over de tijd voor en na Boevi. Het zal nooit meer hetzelfde zijn. Iedereen hoopt natuurlijk eens een klapper te maken. In een keer alles te verkopen. Boevi belichaamde die droom, daarom dat iedereen er zo graag in wilde geloven. Maar het bleef een sprookje.’
(Voor het volledige verhaal van Boevi: zie Punt/Komma no. 4)

Wat zijn jullie specialismen?

Hein: ‘Boeken over Amsterdam, toegepaste kunst, economie, negentiende-eeuwse literatuur, wetenschap, ansichtkaarten. En handschriften. Ik heb bijvoorbeeld een reisverslag uit 1852 dat door een jongen van dertien is geschreven. De titel luidt: Journaal, gehouden aan boord van het barkschip Lewe van Nijenstein gevoerd door R.H.Borchers, mijn vader; gedurende eene reis van het Nieuwediep naar Livorno, van Livorno naar Batavia en van daar naar Amsterdam, toen moeder, mijn zusje Anna, en ik aan boord waren. Hij beschrijft daarin de reis naar Indonesië die hij met zijn ouders ondernam. Een bijzonder boekje. Het begint met korte notities. Zo lezen we in het begin dat zijn ziekelijke zusje thuis blijft. Later, vooral bij de terugreis, wordt het verhaal uitvoeriger. Ook de beschrijving van een bezoek aan Sint-Helena, waar ze onderweg langskomen, is heel fascinerend. Wat ik verder bijzonder vind is een handgeschreven verslag van een drietal met oogklachten, dat in 1834 naar Duitsland reist, in de hoop daar hun kwalen door een wonderdokter te laten genezen. Verder heb ik onder meer een kaart van Mondriaan waarop hij schrijft graag naar Parijs te gaan maar geen geld heeft voor die reis. En een briefje van Martinus Nijhoff. Wat mij zo fascineert aan handschriften is de mens achter de woorden. Daarachter gaat iemand schuil die er nu niet meer is. En toch probeer je signalen op te vangen.’

Interview Straat Antiquaren

Wat doet Straat in een steeg?

Christiane: ‘Onze naam verwijst niet naar een straat. Toen we net begonnen kochten we het restant van de verzameling van Evert Straat, de schaakjournalist. We besloten zijn naam aan de zaak te geven. De naam geeft nogal eens verwarring, zo is over de jaren gebleken: sommigen denken bijvoorbeeld dat we onze boeken op straat verkopen. Ach, die verschillende associaties zijn ook wel aardig. Overigens werkt er sinds een jaar of zeven een Straat in de zaak: een van onze assistenten is de zoon van Evert.’

Bij velen beroemd: jullie kat Bus. Hoe is het met hem?

Christiane: ‘Bus is niet meer! Hij is zeventien geworden. We missen hem erg. Ik ben wel blij dat ik nu geen middeltjes tegen allergie meer hoef te gebruiken trouwens. Maar ja, Bus..veel van onze klanten kwamen speciaal voor hem naar de winkel. Johannes van Dam en Boudewijn Büch wipten soms alleen even binnen om Bus gedag te zeggen en te aaien. Lisa, de hond, is ook overleden. We hebben nu een nieuwe, Laura.’


Bus, de bekende huiskat van Straat

Nog even over Bus. Vanwaar die naam?

‘Hij was ooit als klein katje in de brievenbus gegooid bij de buren (niet De Friedesche Molen, red.). Toen wij hem overnamen hebben we hem maar Bus genoemd.’

Op welke boeken leggen jullie je toe?

Christiane: ‘Vooral op de wat moeilijkere handel. Filosofie, theologie, taalkunde, studies over kunst. En zeker ook klassieke talen. We leggen dus minder nadruk op echt verzamelwerk en romans. Onze klanten kopen vooral voor hun werkbibliotheek of studie, het zijn geen verzamelaars.’

Zijn jullie klanten veranderd de laatste twintig jaar?

Christiane: ‘Niet wezenlijk. We hebben waarschijnlijk minder last van schommelingen dan antiquaren die het van verzamelaars moeten hebben. Daar zijn echt groepen weggevallen. De mensen die Kluitman (Alkmaarse uitgever van kinderboeken, red.) verzamelden bijvoorbeeld. Dat wordt nu echt minder, die generatie valt weg. Hetzelfde geldt voor Ter Braak, Du Perron en Van Deyssel. Natuurlijk komen er ook nieuwe groepen bij. Om terug te komen op het voorbeeld van de kinderboeken: de mensen die nu vijftig plus worden, gaan de boeken van hun jeugd verzamelen, en daar horen weer andere schrijvers bij. Het wordt dus niet zozeer minder, maar het verschuift.’

Door internet is er ook veel veranderd: je kunt nu wereldwijd leveren.

Christiane: ‘Zeker, de opkomst van het net heeft een grote invloed gehad op de boekhandel. Wij verkopen nu scripties naar het buitenland, terwijl je daar vroeger zelden een klant voor in de winkel kreeg. Maar ik vind wel dat het internet het werk minder aantrekkelijk heeft gemaakt. Boeken invoeren, pakjes maken, prijzen opzoeken…ik vind het niet zo leuk. Bovendien zijn de klanten veel gerichter gaan zoeken. Je ziet minder mensen een antiquariaat binnenlopen op goed geluk. Vaak heeft men al een printje van internet bij zich. Ik merk ook een verandering bij het inkopen. Ieder boekje wordt al van tevoren opgezocht voordat mensen iets aanbieden. De handel was al moeilijk, maar wordt hierdoor nog krapper.’

Heeft jullie winkel toekomst?

‘Ach, ik zie ons dit nog wel een tijd doen. Het is moeilijker dan vroeger, maar het gaat goed. Maar Straat zal waarschijnlijk wel verdwijnen zodra wij er niet meer zijn.’

Is het moeilijk om een opvolger te vinden?

Christiane: ‘Dat is vrijwel onmogelijk. Een antiquaar kan zijn kennis niet overdragen. Vandaar dat antiquariaten vaak zo persoonsgebonden zijn. Bij een algemeen antiquariaat is het misschien nog te doen, maar bij ons wordt het al moeilijk. We leggen ons immers op maar enkele onderwerpen toe. Zo doet mijn compagnon Just (Schadd, red.) de klassieken. Hij is classicus en weet daar alles van. Als hij wegvalt, kan ik niet ineens die specialisatie voortzetten, ondanks de vele jaren dat we al samenwerken. Ik bedoel maar: specialistische kennis is in ons vak nauwelijks overdraagbaar. Daarom worden zo weinig antiquariaten overgenomen.'