Sprookjes
Sprookjes zijn volksvertellingen met vaak veel surrealistische elementen. Bossen, verre koninkrijken en allerlei mysterieuze wezens zoals kabouters, trollen en reuzen spelen ook vaak een rol, net als dieren. Vaak lopen sprookjes goed af: het bekende En ze leefden nog lang en gelukkig. Sprookjes zijn er in vele soorten en maten, afkomstig van over de hele wereld. Een selectie sprookjesverzamelingen.
In het Midden-Oosten bestonden sprookjes al voor de christelijke jaartelling. De beroemdste verzameling vormen De vertellingen uit duizend en één nacht, een raamvertelling van sprookjes door vertelster Sheherazade. Lang werd gedacht, dat deze sprookjes in Perzië zijn ontstaan, maar het lijkt meer waarschijnlijk dat ze oorspronkelijk uit India komen. Enkele voorbeelden zijn Aladin en de wonderlamp, Ali Baba en de veertig rovers, De geschiedenis van de drie prinsen en de tovervogel en De koopman en de Ifriet.
De eerste die enkele sprookjes uitgaf in West-Europa was Giambattista Basile, die overleed in 1632. Deze tekende onder meer de sprookjes van De gelaarsde kat en Assepoester op. In 1697 verscheen voor het eerst een verzameling Sprookjes van Moeder de Gans, samengesteld door Charles Perrault. Hierin zijn onder meer Doornroosje en Roodkapje opgenomen.
Jacob en Wilhelm Grimm waren twee befaamde Duitse taalgeleerden uit de negentiende eeuw, die vele sprookjes hebben verzameld en optekend in hun Kinder- und Hausmärchen (1812-1822). Zij trokken niet zelf door Duitsland om de sprookjes op te tekenen, maar hadden hier hulp van anderen bij. Bekende sprookjes die door Grimm werden opgetekend, zijn onder meer De wolf en de zeven geitjes, Repelsteeltje, Sneeuwwitje en Hans en Grietje. Er zijn vele uitgaven van hun verzamelde sprookjes, vaak verkrijgbaar onder de titel Sprookjes van Grimm.
Een andere grootheid op sprookjesgebied is Hans Christian Andersen, Hij bedacht echter geheel nieuwe sprookjes, zoals De kleine zeemeermin, De nieuwe kleren van de keizer, Het meisje met de zwavelstokjes en Het lelijke eendje. Soms wordt beweerd dat het laatste sprookje autobiografisch is: Andersen was niet bepaald een beau garçon, iemand van wie de mensen maar weinig moesten hebben, maar groeide toch uit tot een beroemd en geliefd auteur.
Voorbeelden van andere volkssprookjes zijn de Zigeunersprookjes (uitgave van Elmar). De zigeuners komen waarschijnlijk van oorsprong uit India en hebben door de eeuwen heen vaak een bestaan van veel ontberingen gekend. De zigeunersprookjes worden gekenmerkt door een hoge fantasie en een bijzondere combinatie van werkelijkheid en fictie. Ook interessant zijn de Russische sprookjes over de heks Baba Yaga, en de onsterfelijkeKoschei ondermeer. Deze laatste wordt gezien als de voornaamste oorsprong van de ondode tovenaars die in moderne fictie Lich of Lichnée worden genoemd. Scandinavische sprookjes overTomten, Trollen en Dwergen zijn ondermeer in De Kabouter, van Rien Poortvliet opgenomen. Indonesië kent ook een verscheidenheid aan sprookjes, veelal komen daar dan bovennatuurlijke elementen in voor, monsters, spoken en allerlei andere vreemde wezens die vaker dan in Europese sprookjes voor een voortijdig einde zorgen. Berucht zijn ondermeer de Banaspati en de Niai Blorong.
Wie ook bijzondere sprookjes heeft geschreven, is Astrid Lindgren, vooral bekend als geestelijk moeder van Pippi Langkous. De basis van haar sprookjes, die sterk op kinderen zijn gericht, is meestal de wens van een kind om in een wereld te leven waarin alles kan. En dat is de hoofdpersonen uit Lindgrens sprookjes ook gegund: de verhalen variëren van een kind dat zo klein kan worden als een muis tot een pop die een mooie plant wordt.
Niets menselijks is de hoofdfiguren vreemd in de negen Sprookjes die Herman Hesse in het begin van de twintigste eeuw schreef. De kinderlijke verbeelding wordt geroemd en Hesse wil in sprookjes steeds laten zien, dat er geen volmaakte wereld bestaat, zelfs niet in sprookjes. Geschreven in een meesterlijke vertelstijl.