Interview John Friedrichs, verzamelaar van het werk van Jan van Krimpen

door Vincent van de Vrede

De boeken zijn gemaakt met liefde en vakmanschap, maar zonder overdaad en storende opsmuk

John Friedrichs heeft een bijzonder verzameling van boeken die verzorgd zijn door Jan van Krimpen. Deze grote typograaf is zeer belangrijk geweest voor de grafische vormgeving in Nederland en wordt gezien als een van de vijf grote ontwerpers, samen met De Roos, Nypels, Stols en Van Royen. Friedrichs vertelt waarom en behandelt enkele opvallende titels uit zijn collectie. Ook vertelt hij over de website die hij heeft opgezet over het werk Jan van Krimpen: zijn doel hiermee is een aanzet te geven tot wat een complete bibliografie van diens werk moet worden. Want -spijtig genoeg- zo'n overzicht bestaat nog niet.

U verzamelt het werk van Jan van Krimpen. Hoe is dat zo gekomen?

Toen ik een jaar of vijfentwintig was, had ik het oer-Hollandse idee van mij afgeschud, dat een boek alleen de drager van de tekst is en niet meer dan dat. Ik studeerde toen vergelijkende literatuurwetenschap. In die tijd begon ik eerste drukken van T.S. Eliot te verzamelen, want deze schrijver had ik tot onderwerp van mijn scriptie gekozen. Door mijn bezoeken aan archieven in die tijd raakte ik geïnteresseerd in de vormgeving van het boek. Een brief van A.A.M. Stols die ik toevallig onder ogen kreeg, zette me op het spoor van de Nederlandse boekverzorgers, het werk van de grote vijf van de Nederlandse typografie: De Roos, Nypels, Van Krimpen, Stols en Van Royen. Over deze typografen heeft Matthieu Lommen een aardig boekje geschreven, getiteld De grote vijf.

Het bleek een nogal kostbaar onderwerp, dus ik moest me wel beperken tot een klein gebied. Aanvankelijk koos ik daarom voor Stols. In 1922 begon Alexander Stols met zijn broer Fons een eigen serie uit te geven: Traiectum ad Mosam. Hun eerste boekje had een vrij onbeduidende vormgeving. Nadat een drietal boeken in deze reeks was verschenen, nam Jan Greshoff contact op met Stols met een voorstel om tot een soort van samenwerking te komen tussen Traiectum ad Mosam en de door Greshoff en Jan van Krimpen bezorgde reeks Palladium. Greshoff was een centrale figuur in de literatuur in die tijd. Nauw bevriend met Van Krimpen, Du Perron, Roland Holst, Slauerhoff. Greshoff had ook aan de wieg gestaan van de Zilverdistel, de enige echte onafhankelijke private press van Nederland. Over Greshoff ging het verhaal dat hij genoeg plannen voor boekuitgaven had om een half dozijn uitgevers aan een faillissement te helpen.


Stols, van Krimpen en Greshoff te Laren, 1926 >>>

Jan van Krimpen was in 1917 begonnen in eigen beheer boeken uit te geven. Uit deze reeks kwam een paar jaar later de Palladiumreeks voort. Hierin verschenen prachtige uitgaven met door Van Krimpen getekende titels. Dergelijke titels ging Stols ook gebruiken. Soms getekend door zijn broer Fons en soms door Van Krimpen. Al snel werd zijn invloed op Stols erg groot. Dat is duidelijk te zien aan de uitgaven. Terwijl de eerste uitgaven nog duidelijk de invloed van stadsgenoot Nypels en diens leermeester De Roos verraadden, veranderde Stols in rap tempo in een volgeling van Jan van Krimpen.

Het is trouwens interessant om op te merken, dat er een echte kloof tussen die vijf vormgevers liep die ik net noemde. S.H. de Roos was de grote vernieuwer geweest. Hij had in 1912 de eerste nieuwe letter in Nederland ontworpen, de Hollandse mediaeval. Nypels was een leerling van hem en Stols was weer een vriend van Nypels. De Roos werkte voor lettergieterij Amsterdam te Den Haag. Vanaf midden jaren twintig was Van Krimpen in dienst bij hun grootste concurrent Joh. Enschedé in Haarlem, met de opdracht om voor deze firma een nieuwe letter te ontwerpen, als antwoord op de letters van De Roos. De eerste letter die Van Krimpen ontwierp kreeg de naam Lutetia. Deze naam werd gekozen omdat de nieuwe letter voor het eerst werd toegepast in de catalogus van de Nederlandse bijdrage aan de Exposition Internationale des Arts Décoratifs & Industriels Modernes die in 1925 in Parijs werd gehouden. Deze tentoonstelling is overigens de oorsprong van de term art deco. De Lutetia was nationaal én internationaal direct een groot succes. De ster van Johan Enschedé en Jan van Krimpen steeg hierdoor sterk; ze werden synoniem voor vernieuwing in de boekkunst. Het werk van De Roos oogde plots ouderwets, bijna negentiende eeuws. De Roos raakte hierdoor wat in vergetelheid. Iets dat hij Van Krimpen nooit helemaal heeft vergeven.


Maar laat ik even terugkomen op het begin van mijn collectie. Ik begon Palladium te verzamelen, maar dat stelde me voor een probleem. De papieren bandjes van deze uitgaven zijn erg zwak en zelden helemaal intact. De hele reeks bedraagt zesentwintig titels, de meeste in een oplage van zo’n tweehonderd stuks, en het is een hele opgave om mooie exemplaren te vinden, zeker van de eerste deeltjes is het lastig, waarvan de oplage maar honderd exemplaren was. Ook zijn een aantal uiterst kostbaar door grote namen als Slauerhoff en Roland Holst. Persoonlijk vindt ik het mooiste boek uit de serie een werkje van laatstgenoemde dichter, Deirdre en de zonen van Usnach.

Wat maakt het zo mooi?

De boeken zijn gemaakt met liefde en vakmanschap, maar zonder overdaad en storende opsmuk. Ook is het principe van de Gulden Snede in ere hersteld.

Wat is dat precies?

Een beginsel uit de Renaissance, dat alles in het leven in principe is opgebouwd uit een bepaalde verhouding. De perfecte vormgeving wordt alleen bereikt als de verhouding klopt. Als we naar de tegenwoordige vorm van het boek kijken, is die overwegend weer opgebouwd volgens het principe van de Gulden Snede. Maar in de tijd van Jan van Krimpen was dat niet altijd het geval, er werd veel gerommeld met verhoudingen, niet in de laatste plaats door private presses.

En daar waren er her en der in Europa vele van, clubjes die boeken uitgaven om de mooiheid en exclusiviteit, zeg maar boeken voor rijke mensen. Dat zie je in al die dure uitgaven terug. Maar Van Krimpen had het daar niet zo op. Op een gegeven moment correspondeerde hij met Stols over de uitgave van een boekje van Blake. Daarin zie je Van Krimpen steeds pissiger worden omdat Stols er een heel exclusief boek van wilde maken. Van Krimpen schrijft vervolgens dat hij pas tevreden is over een tekst, als de lezer zegt dat er niets bijzonders aan te zien is, maar de vakman zegt dat het prachtig is. Deze brief zou later de titel leveren voor een boek over Van Krimpen: Adieu esthetica en mooie pagina’s. Er ontstaat in die tijd een breuk tussen Stols en Van Krimpen. Van Krimpen kiest voor een steeds soberder vormgeving, terwijl Stols niet vies is van wat pracht en praal. Je ziet dat ook aan de letters die Van Krimpen na de Lutetia ontwierp: het zijn stuk voor stuk heel pure letters, aansluitend bij de oude lettervormen uit de zestiende eeuw. Topwerk, om kort te gaan. Een groot voordeel voor Van Krimpen was het enorme archief van Enschedé, dat al eeuwen bestond en al sinds de oprichting de matrijzen van nieuwe en oude letters bewaarde. Het idee hierachter was, dat als je maar heel veel letters hebt, je economische zekerheid bereikt. Achteraf een onzinnige gedachte, want heel veel letters gaan maar enkele generaties mee en zijn dan niet meer te gebruiken.

Waarom niet?

Dat heeft te maken met het veranderen van de voorkeur voor letters en veranderingen in de techniek. Lettervormen blijven zich ontwikkelen. Neem bijvoorbeeld recent de opkomst van de computer. Het beeldscherm stelt weer andere eisen aan de letters en de boekproductie. En een letter moet ook praktisch zijn voor de lezer. Letterhistorici beweren bijvoorbeeld dat de oude Gotische letter, de Fraktur, vreselijk goed ontworpen is. Maar voor ons is deze bijna onleesbaar omdat die vormen zo afwijkend zijn geworden. Kortom, lettervormen veranderen voortdurend in de loop der eeuwen.

Hoe ontwikkelde Van Krimpen zijn letters?

Door tekeningen te maken en het besturen van historische ontwerpen. Als kalligraaf was hij zich zeer bewust van de relatie tussen drukletters en geschreven letters. Hij was als geen ander in staat om bruikbare elementen uit historische voorbeelden te verwerken in zijn nieuwe letterontwerpen. Typerend voor Van Krimpen is dat hij in zijn ontwerpen niet alleen naar de toekomst kijkt, maar ook teruggrijpt op het verleden. Voor Van Krimpen was het archief dus een groot voordeel. Hij had zo heel veel referentiemateriaal. Bovendien gaf Enschedé hem nog een opdracht erbij: hij kreeg opdracht om voor het oude materiaal letterproeven te maken, waarmee Enschedé hoopte nieuwe opdrachten binnen te halen. Vooral van buitenlandse private presses.

Wat spreekt u zo aan bij de letters die Van Krimpen heeft ontworpen?

Ik denk dat ik altijd al iets met letters heb gehad. En die van Van Krimpen zijn gewoon prachtig. Als je goed naar zijn ontwerpen kijkt, dan ziet iedereen het volgens mij. Wat me ook zo fascineert is de wijze waarop Van Krimpen vaak met minuscule aanpassingen zijn letters nog beter wist te maken en daarbij steeds teruggreep naar elementen van historische letters, terwijl zijn letters toch duidelijk modern en vernieuwend waren.

Kunt u een paar mooie voorbeelden geven uit uw collectie?

Tot mijn favorieten horen beslist de letterproeven die Van Krimpen heeft gemaakt voor zijn eigen letters en voor de letters uit de historische collectie van Joh. Enschedé. Van de Lutetia verschenen prachtige letterproeven, soms speciaal gemaakt voor Britse of Amerikaanse tijdschriften. De proeven voor zijn latere letters, zoals Romanée en Spectrum zijn over het algemeen wat ingetogener.



Andere topstukken uit mijn verzameling zijn de proeven die Van Krimpen heeft gemaakt voor de historische letters van Joh. Enschedé. Een aantal hiervan is buitengewoon zeldzaam. Op een veiling vond ik bij toeval een door Van Krimpen gemaakte letterproef met de tekst van het eerste boek Genesis gezet uit een 16de eeuwse letter. Van deze proef ben ik tot op heden geen tweede exemplaar tegen gekomen. Maar niet alles van Van Krimpen is kostbaar. Hij heeft zich juist ingezet voor de vormgeving van het gewone boek. In de jaren dertig heeft hij voor Joh. Enschedé tal van fraaie boekjes verzorgd die je voor één of twee tientjes bij elk antiquariaat kunt vinden. Een leuk verzamelobject zijn ook de nieuwjaarsgeschenken die Joh. Enschedé vanaf eind jaren 20 begon uit te geven. Meestal zijn dit oude, vaak religieuze teksten die aan relaties cadeau werden gedaan. Elk antiquariaat heeft er wel een paar in huis en voor de prijs hoef je ze niet te laten liggen.

Heeft Van Krimpen nog meer gedaan dan het ontwerpen van letters?


Ja, hij maakte ook ontwerpen van postzegels, aandelen en andere waardepapieren, boekomslagen, exlibris, ontwerpen voor de teksten op monumenten, zoals de tekst van het nationaal Monument op de Dam en zelfs bedrijfslogo’s, zoals het logo van Amstelbier.


U onderhoudt ook een website over het werk van Jan van Krimpen. Kunt u daar nog wat over vertellen?

In 1997 ben ik daarmee begonnen. Op basis van catalogi die ik kreeg van antiquaren als Swertz en Schuhmacher, die in Nederlandse typografie waren gespecialiseerd, kon ik een begin maken met een overzicht van het vroege werk van Jan van Krimpen, zeg maar tot 1930. Ik beschikte bovendien over de gegevens van de KB, een onmisbare bron uiteraard. Mijn hoop was dat er veel aanvullingen op de lijst zouden komen, aangezien verzamelaars en deskundigen van over de hele wereld de site konden raadplegen. Maar tot mijn spijt is dat in al die jaren amper gebeurd. Heel jammer. Ik heb er intussen al een tijdje niets mee gedaan. Mijn opzet bij het online zetten van de bibliografische gegevens die op de site te vinden zijn was het vormen van een aanzet tot een compleet overzicht van het werk van Jan van Krimpen. Dat is er namelijk helemaal niet.

Zou u zoiets niet willen verzorgen?

Ik heb er helaas de tijd niet voor. In het dagelijks leven ben ik softwarevertaler, een heel andere richting. Maar als iemand zo’n overzicht wil gaan samenstellen, wil ik er natuurlijk graag aan meewerken.

Tot slot: hoe komt u aan uw materiaal?

Veel uit mijn collectie komt op twee manieren binnen: gevonden op internet en door sneupen in het antiquariaat. En dat laatste is helaas echt aan het verdwijnen. Veel winkels sluiten, en dat vind ik toch een zorgelijke ontwikkeling. Het geeft me het gevoel dat veel onder de radar raakt. Als ik zo door mijn collectie kijk, zitten daar toch heel wat toevalstreffers tussen die ik een keer van een plankje heb geplukt bij een antiquaar. Dat is misschien wel het leukste aspect, het jagen, en juist dat verdwijnt meer en meer. Jammer. Op internet heb je een groter jachtterrein, maar voor een verzamelaar is dat toch minder leuk dan het speuren in een achterafwinkeltje. Het internet heeft natuurlijk ook zijn voordelen, want ik heb er materiaal gevonden dat ik anders nooit was tegengekomen.