Palladium

Reeks van Hijman, Stenfert Kroese & Van der Zande, uitgegeven tussen 1920 en 1927

Een bijdrage van Menno Voskuil

Een uitmuntend verzorgde reeks vouwbladen als pet project van de director of design? En bovendien gratis verspreid onder relaties, vrienden en belangstellenden? Vandaag de dag zou dit ondenkbaar zijn, maar in de jaren vijftig van de vorige eeuw nam Pieter Brattinga Jr. het initiatief tot een dergelijke reeks en noemde deze uitgaven Kwadraatbladen.

O ndanks de korte looptijd van de reeks (8 jaar) en het gering aantal titels (slechts 21 stuks) wordt Palladium toch door veel kenners gezien als een uitermate belangrijke en toonaangevende reeks in de Nederlandse literatuur. Niet in de laatste plaats is dit te danken aan de man die Palladium vormgaf en de tekstbezorging voor zijn rekening nam: Jan van Krimpen.

Van Krimpen (1892-1958) werd geboren in Gouda, en volgde een opleiding aan de Koninklijke Academie te Den Haag. Hij raakte al snel geïnteresseerd in vormgeving (en in het bijzonder boekvormgeving) en poëzie. Zijn passie hiervoor kon hij aanvankelijk kwijt in het tijdschrift De Witte Mier (1912-1914), dat hij samen met jeugdvriend Jan Greshoff had opgericht.

Enkele jaren later begon Jan van Krimpen met het zelf uitgeven van (bibliofiele) dichtbundels. Zonder enige twijfel lag de kennismaking met typograaf J.F. van Royen hieraan ten grondslag: Van Royens eigen bibliofiele reeks De Zilverdistel liep vanaf 1910 en had toen al enkele monumentale boekproducties opgeleverd.

In 1917 verscheen de eerste van de in totaal vijf titels die Van Krimpen zelf zou uitgeven. Deze kleine reeks staat nu bekend als Pre-Palladium. De toen vrijwel onbekende dichter J. Danser publiceerde zijn bundel Ontmoetingen bij Van Krimpen in een oplage van slechts 75 exemplaren. Vandaag de dag geldt dit bundeltje, gedrukt in rood en zwart op handgeschept Vergé-papier, als een veelgezocht collector’s item.

De in Rotterdam geboren Johan Gustaaf Danser (1893-1920) koos aanvankelijk voor een carrière in de beeldende kunst. Hij studeerde aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Den Haag en werkte vervolgens als tekenleraar. Toch nam hij op een gegeven moment de schrijfpen ter hand en legde hij zich toe op het schrijven van sonnetten. Zijn eerste bundel Ontmoetingen werd onbedoeld ook meteen zijn zwanenzang: een jaar na verschijnen werd Danser zeer ernstig ziek, en hij overleed uiteindelijk aan de gevolgen van tuberculose, slechts zesentwintig jaar oud.

Naast Danser leverden ook Albert Besnard, Jacob Israël de Haan, Martinus Nijhoff en H.W.J.M. Keuls teksten aan voor de Pre-Palladiumuitgaven. De bundeltjes werden steeds gezet uit de Hollandse Mediaeval, een letter ontworpen door S.H. de Roos, en op luxe papiersoorten gedrukt bij drukkerij Van Amerongen te Apeldoorn.

De in eigen beheer uitgeven boeken bleken in de smaak te vallen, want in 1920 mocht Jan Van Krimpen voor de jonge Arnhemse uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese & Van der Zande de reeks Palladium gaan verzorgen. De redactie van de reeks was mede in handen van Jan Greshoff en Jan van Nijlen, twee letterkundigen die goed op de hoogte waren van de literaire wereld. Dankzij hun inzet werd een aantal belangrijke auteurs bereid gevonden teksten af te staan voor de Palladium-reeks.

De eerste titel die onder de naam Palladium verscheen was Deirdre en de zonen van Usnach, een verhaal van Adriaan Roland Holst, oorspronkelijk gepubliceerd in het letterkundig tijdschrift De Gids. Deze bijzonder mooi verzorgde uitgave werd gedrukt in een oplage van 205 exemplaren en voor het zetwerk koos Van Krimpen voor de Caslon, een karakteristieke, achttiende-eeuwse Engelse letter. Ook vrijwel alle andere Palladiumdelen werden uit deze letter gezet.

Deirdre en de zonen van Usnach kreeg als enige Palladium een illustratie mee, geplaatst tegenover de eerste tekstpagina. De kunstenaar Bernard Essers (1893-1945), die later vaker gevraagd zou worden bibliofiele edities te illustreren, maakte een treffende houtsnede van het hoofdpersonage Deirdre. De latere deeltjes uit de reeks moesten het zonder illustratie stellen, maar Jan van Krimpen tekende wel een speciaal vignet voor Palladium.

Er verschenen gemiddeld zo’n drie Palladiumedities per jaar, in oplagen van 150 tot 300 exemplaren, en vaak voorzien van prachtige, door Van Krimpen ontworpen begininitialen. Veel (nu) beroemde auteurs verleenden maar wat graag hun medewerking aan de prestigieuze Palladiumreeks: Jac. van Looy, Karel van de Woestijne, Arthur van Schendel, Frans Erens en H. Marsman. Ook beide redacteuren publiceerden een bundel in de reeks: in 1923 verscheen Het aangezicht der aarde van Jan van Nijlen en een jaar later De ceder van Jan Greshoff.

Het doek voor de reeks viel in 1927. Als laatste deeltje zag Clair-obscur van J. Slauerhoff het licht, meteen ook de belangrijkste bundel die in deze reeks zou verschijnen. Voor dit kleinood, gedrukt in een oplage van 160 exemplaren, moet de verzamelaar tegenwoordig een klein fortuin neertellen, mocht hij het al kunnen vinden!

De Palladiumdeeltjes zijn kwetsbare boekjes gebleken, ondanks de hoogwaardige papiersoorten die zijn gebruikt. Vooral de eenvoudige omslagen (vaak niet meer dan een papieren bandje) hebben de tand des tijds zelden ongeschonden doorstaan. Perfecte exemplaren zijn dan ook nauwelijks te vinden. De collectionneur zal zich daarom in veel gevallen tevreden moeten stellen met mindere exemplaren, maar de uiterlijke feilen worden ruimschoots goedgemaakt door de werkelijk sublieme typografie van Jan van Krimpen!

Literatuur:
K. Sierman, Adieu æsthetica & mooie letters, J. van Krimpen en het 'schoone boek', Den Haag, Museum van het Boek, 1995.

Pre-Palladium (1917-1920):

1. Johan Gustaaf Danser – Ontmoetingen
2. Albert Besnard – Sonnetten
3. Jacob Israël de Haan – Een nieuw Carthago
4. Martinus Nijhoff – Pierrot aan de lantaarn
4. H.W.J.M. Keuls – In den stroom: gedichten

Palladium (1920-1927):

1. Adriaan Roland Holst – Deirdre en de zonen van Usnach
2. Jan Veth – de zwerver spreekt en andere gedichten
3. Jac. Van Looy – De ar: een berijmd verhaal
4. J.W.F. Werumeus Buning – In memoriam
5. Joan Luyken – Duytse Lier
6. Karel van de Woestijne – Laethemsche brieven over de lente
7. Arthur van Schendel – Safija
8. P.N. van Eyck – Inkeer
9. R.N. Roland Holst – Overpeinzingen van een bramenzoeker
10. Frans Erens – Berbke
11. P.C. Hooft – Sonnetten
12. Jan van Nijlen – Het aangezicht der aarde
13. Albert Besnard – De bloei en enkele andere gedichten
14. Jan Greshoff – De ceder
15. André Jolles – Idylle
16. J.W.F. Werumeus Buning – Enkele gedichten
17. H. van Elro – Madonna in tenebris
18. H. Marsman – Penthesileia
19. J.C. van Schagen – Narrenwijsheid
20 Karel van de Woestijne – Het zatte hart
21 J. Slauerhoff – Clair-obscur