De Witte Olifant

Reeks van Uitgeverij Van Oorschot, uitgegeven tussen 1959 en 1970

Een bijdrage van Menno Voskuil

Begin jaren dertig zette de jonge Geert van Oorschot (1909-1987) zijn eerste schreden in het boekenvak als vertegenwoordiger voor Stols, om in 1939 de overstap te maken naar Querido. Na de bevrijding begon Van Oorschot onder zijn eigen naam een uitgeverij, en maakte hij met zijn literaire fonds al spoedig een grote indruk. Naast diverse klassieke en nieuwe Nederlandse auteurs, waaronder J.H. Leopold, Gerard Kornelis van het Reve en Willem Frederik Hermans, gaf Van Oorschot de grote Russische auteurs uit onder de naam De Russische Bibliotheek.
Deze imposante serie was niet de enige reeks waarmee de uitgeverij naam zou maken. Ook de Stoa-reeks en De Witte Olifant bleken gretig aftrek te vinden bij het boekenkopende publiek. Wanneer eind jaren vijftig het pocketboek steeds meer terrein wint, wil ook Van Oorschot een graantje van deze rage meepikken. Omdat hij om meerdere redenen een verklaard tegenstander was van de goedkope pocketreeksen besloot hij een reeks gebonden boeken in het leven te roepen die zowel goed verzorgd als betaalbaar moest zijn: De Witte Olifant.

In vergelijking met andere boeken uit het fonds van Van Oorschot waren Witte Olifanten relatief eenvoudig gefabriceerd: geen luxe linnen band maar eenvoudige witte kartonnen platten en het karakteristieke kapitaaltje, het stukje linnen aan de boven- en onderzijde van de rug van het boekblok, ontbrak bij veel van de titels uit de reeks. Ook het papier was van een wat mindere kwaliteit dan het mooie dundrukpapier dat Van Oorschot voor veel van zijn uitgaven gebruikte.
Het ontwerp van de stofomslagen nam de kunstenaar Nicolaas Wijnberg voor zijn rekening. Wijnberg had al eerder omslagen voor de uitgeverij Van Oorschot gemaakt (denk bijvoorbeeld aan het mooie stofomslag van De god denkbaar, denkbaar de god van W.F. Hermans uit 1956) en bedacht voor deze reeks het Witte Olifant-logo. Ook ontwierp creλerde hij Kornak, een figuurtje dat op de binnenflap van ieder Witte Olifant-omslag werd afgebeeld en dat, mits uitgeknipt, als boekenlegger kon dienen.
De eerste titel uit de reeks verscheen in 1959, de roman Twee minuten stilte van de slavist Karel van het Reve. In deze merkwaardige maar goed leesbare detective draait het om de moord op een bibliothecaris. Doordat Van het Reve zelf ook een dergelijke functie had vervuld aan het Rusland Instituut, kreeg Twee minuten stilte iets mee van een sleutelroman. Van het Reve zou nog een roman in de reeks Witte Olifant publiceren (Nacht op de kale berg, 1961) en zijn gehele leven als auteur aan uitgeverij Van Oorschot verbonden blijven.
Ook broer Gerard Reve (toen nog Gerard Kornelis van het Reve) zag enkele titels van zijn hand verschijnen als Witte Olifant. De verhalenbundel Tien vrolijke verhalen (1961) bevatte nieuw werk, maar zowel Vier wintervertellingen (1963) als Werther Nieland/De ondergang van de familie Boslowits (1964) waren herdrukken van al eerder uitgebrachte titels (Vier wintervertellingen bevatte de Nederlandse vertaling van de oorspronkelijk Engelstalige bundel The acrobat and other stories, die in 1956 door Van Oorschot werd uitgebracht).
Van Oorschot gebruikte zijn reeks De Witte Olifant veelal voor herdrukken van titels die niet meer goed verkochten in de boekhandel. Het succes van een reeks zou deze boeken nieuw leven kunnen inblazen. Een van de auteurs die baat had bij deze benadering was J. van Oudshoorn. Deze min of meer vergeten schrijver kreeg na zijn dood in 1951 mede door de heruitgave van zijn belangrijkste romans als Witte Olifant toch nog de herwaardering die hem terecht toekwam.
In 1964 verscheen een opvallende titel in de reeks: Uitgestelde vragen door R.J. Peskens. Achter deze debuterende auteur ging niemand minder dan Geert van Oorschot zelf schuil. Al in de jaren dertig had Van Oorschot enkele dichtbundels gepubliceerd, maar in Uitgestelde vragen koos hij voor het verhalend proza. De bundel verkocht matig, maar later zou Van Oorschot als R.J. Peskens met Twee vorstinnen en een vorst en Mijn tante Coletta een van de best verkopende auteurs uit zijn fonds worden.
Na 1968 verschenen er geen nieuwe titels meer als Witte Olifant. Het proces dat Willem Frederik Hermans had aangespannen tegen zijn uitgever Van Oorschot was hier mede debet aan. Hermans had altijd al een afkeer gehad tegen de opname van zijn romans en verhalen in de De Witte Olifant vanwege het goedkope karakter van de reeks en het feit dat door de offset-drukmethode er geen correcties in herdrukken konden worden doorgevoerd.
De druppel die de emmer deed overlopen was de Witte Olifant-uitgave van Hermans is hier geweest in 1967, een novelle die oorspronkelijk deel uitmaakte van Drie melodrama’s. Hermans pikte dit niet, ondernam actie en kreeg in 1970 van een arbitragecommissie gelijk. Van Oorschot stopte in dat jaar ook met het maken van herdrukken (in paperbackvorm) van Witte Olifanten, waarmee vroegtijdig het doek viel voor een bijzondere literaire reeks.

Literatuur:
Kuitert, Lisa, Het uiterlijk behang. Reeksen in de Nederlandse literatuur. (Amsterdam, De Bezige Bij, 1997.)

De Witte Olifant-reeks op jaartal van verschijnen:

1960
K. van het Reve – Twee minuten stilte
Marcellus Emants – Een nagelaten bekentenis
Isaac Faro – Heksen huilen niet of de oranje pyama
H. Marsman / S. Vestdijk – Heden ik, morgen gij
Multatuli – Max Havelaar
Ramon Sender – De tuinman en de koningin
A.P. Tsjechow - Wanjka en Kasjtanka

1961
Willem Frederik Hermans – Tranen der acacia’s
V. Nabokow – Bastaards
Poesjkin, Gogol e.a. – Drieλnveertigste april
Gerard Kornelis van het Reve – Tien vrolijke verhalen
Karel van het Reve – Nacht op de kale berg
Beb Vuyk – Het laatste huis van de wereld

1962
Dostojewski – De eeuwige echtgenoot
Dostojewski – Het dorp Stepantsjikowo
Willem Frederik Hermans – Ik heb altijd gelijk
Willem Frederik Hermans – Paranoia
E. du Perron – Schandaal in Holland
Theo Thijssen – Het grijze kind
Theo Thijssen – Het taaie ongerief

1963
Dostojewski – Aantekeningen uit de ondergrondse
Dostojewski – De speler
Gerard Kornelis van het Reve – Vier wintervertellingen
Herman Teirlinck – Mijnheer Serjanszoon
Theo Thijssen – Kees de Jongen
Charles B. Timmer – Halverwege (Zeven moderne Russen)
W. Wittkampf – Nader bericht ontbreekt

1964
Menno ter Braak – Dr. Dumay verliest ...
Menno ter Braak – Hampton Court
Marcellus Emants e.a. – Onze onzalige erfenis
Nescio – Boven het dal
J. van Oudshoorn – Willem Mertens’ levensspiegel
R.J. Peskens – Uitgestelde vragen
Gerard Kornelis van het Reve – Werther Nieland/Boslowits
Theo Thijssen – De gelukkige klas

1965
A. Alberts – De eilanden
Frans Coenen – Zondagsrust
Marcellus Emants – Liefdeleven
Multatuli – Woutertje Pieterse
J. van Oudshoorn – Tobias en de dood
A.P. Tsjechow – Het duel

1966
V. Garsjin – De palm die door het dak breekt e.a.
Willem Frederik Hermans – Landingspoging op Newfoundland
J. van Oudshoorn – Achter groene horren
Arthur van Schendel – De grauwe vogels
Arthur van Schendel – Een hollands drama

1967
Marcellus Emants – Afgestorven
Marcellus Emants – Monaco
Willem Frederik Hermans – Hermans is hier geweest
Joeri Oljesja – Afgunst

1968
Marcellus Emants – Waan
Willem Frederik Hermans – De god denkbaar, denkbaar de god
Hildebrand – Camera Obscura