Vincent van de Vrede in gesprek met Bob de Graaf

door Vincent van de Vrede

Levensovertuiging

U bent remonstrants. Vrijzinnig dus in het geloof?

‘Dat klopt. De remonstranten zijn zeer vrijzinnig, bij ons mag eigenlijk alles gedacht worden. Wat dat betreft is het geen club voor mensen die vastigheid zoeken.’

Wat houdt uw Godsbeeld in?

‘Heel modern gezegd lijkt deze op het iets-isme, zo van: ik geloof dat er iets is, maar weet niet hoe en wat. Ik zie wel overal Godsbewijzen om me heen, zoals wat ik net zei over het planten van zaadjes, en hoe zoiets kleins zich dan tot een prachtige, bloeiende plant ontwikkeld. Dat is en blijft een wonder. Maar ik geloof niet in een God met een grijze baard die boven op een wolk aan de touwtjes trekt. Dit klikt wat simpel natuurlijk, wat ik maar wil zeggen is: ik geloof niet in een God die actief in het leven van de mensen ingrijpt. Maar als je de mens op zichzelf beschouwt, ben ik er wel van overtuigd dat die in wezen goed is. Ik kan leven met de sentimentele notie, dat er een goddelijke vonk in ons allen is die het geweten helpt te scheiden tussen goed en kwaad.’

U gelooft dus dat de mens van nature tot het goede neigt. Omstandigheden maken dus dat de mens ook zo vreselijk de fout in kan gaan? Het kwaad-om even die rare term te gebruiken- als gebrek aan het goede?

‘Ja, precies. Iedereen is in zekere zin slachtoffer van zijn eigen situatie. En hoe meer je van iemand weet, hoe meer je iemand kunt begrijpen of vergeven. Tout savoir, ç’est tout pardonner. Maar dit is natuurlijk ondoenlijk. Ik ben bijvoorbeeld eens enorm opgelicht door een boekhandelaar, ik zal de naam niet noemen. Ik heb de banden verbroken met die man. Al zou je zijn situatie kennen, hem begrijpen of vergeven, dan nog moet je geen zaken meer met zo iemand doen.’

Ik denk wel eens: in hoeverre is de vraag naar een God eigenlijk relevant. Wat is tastbaar? De mensen om je heen. Daar kun je wat mee, je kunt die proberen zo prettig mogelijk te behandelen, kortom: een goed mens zijn, voor jezelf en anderen.

‘Absoluut! Dat is wat ik ook denk, en altijd heb geprobeerd na te streven. Leven als eerlijk, integer mens, privé en zakelijk. Het voelt niet alleen heel prettig, het werkt ook nog in je voordeel. Zakelijk bouw je een reputatie van betrouwbaarheid op. En op de lange termijn werkt die, uiteraard, alleen maar in je voordeel. Ik heb het in dit verband ook wel eens over het honnête homme-principe: wees eerlijk en behandel mensen correct. Dat is natuurlijk best wel een kwestie van vallen-en-opstaan.’

Geldt dit extra voor de antiquarische handel?

‘Ik denk van wel. Lange tijd, misschien nu nog, hebben mensen toch een vaag beeld gehad van antiquaren. Mensen die in donkere ruimtes in boeken handelen en woekerwinsten maken. Zoiets. Dat komt natuurlijk vooral, omdat de Preisgestaltung, de prijsbepaling in ons vak voor de leek moeilijk volgbaar is. Het hangt immers van zoveel factoren af: wanneer raak je een boek weer kwijt, wat heb je er zelf voor kosten aan gehad, moet het nog gerestaureerd worden, de beschrijving. Ik heb altijd gevonden dat het daarom juist zo belangrijk is, om een eerlijke prijs te geven bij inkoop. Kijk, als ik bij een collega een werk laaggeprijsd zie staan waarvan ik weet dat het meer waard is, dan koop ik het. Ik ben daar misschien onbarmhartig in: boekhandelaren moeten gewoon goed opletten bij het prijzen, ze worden verondersteld hun vak te beheersen. En wie zich dan nog vergist, moet maar op de blaren zitten. Het is ons allemaal wel eens overkomen. Maar bij particulieren ligt dat heel anders. Die moet je steeds een eerlijke prijs geven. In mijn bestuursfuncties heb ik ook altijd zeer uitvoerig hierop gewezen. Het gaat hier om de ethiek van het vak, en die moet hooggehouden worden. Dat is in ons aller belang.’

Epiloog

Ik wil eindigen met de eerste vraag, maar dan wat genuanceerder. U zei dat tachtig jaar als leeftijd voor u niet in het bijzonder iets betekent. Maar als u al uw private en zakelijke ervaringen overziet in die jaren, tot welke conclusie komt u dan over uw leven?

(antwoordt meteen) ‘Dat het een héérlijk leven was. Alles heeft me meegezeten, het is me altijd voor de wind gegaan. Ik beschouw mijzelf echt als een geluksvogel. Mijn gezondheid is altijd robuust geweest: natuurlijk, nu wordt het allemaal wat minder, je begint kwaaltjes te vertonen, maar goed. Ik word ouder en dat hoort erbij. Maar verder heb ik altijd geluk gehad. Zakelijk bijvoorbeeld. We begonnen voor onszelf net in een tijd die erg gunstig was. Ik ben al meer dan vijftig jaar buitengewoon gelukkig getrouwd, heb lieve kinderen, familie en vrienden. We hebben veel gereisd en daarbij prachtige ervaringen opgedaan en vrienden gemaakt. Ja, ik beschouw mijn leven echt als geslaagd. En dat maakt de laatste jaren die ik nog heb, want laten we wel wezen, op mijn leeftijd wordt het leven uitermate eindig, makkelijker om te dragen. Al ben ik zoals iedereen wel eens gestruikeld, ik kijk nergens met spijt op terug. Mijn leven is een zegen geweest.’